Rekonomie 9/5

indexcijfers deel 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

indexcijfers deel 2

Slide 1 - Tekstslide

To do today
  • Herhaling vorige les
  • Uitleg §3.2 
  • Sommen maken en zelftest
  • Bespreken
  • Start hoofdstuk 4

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les ( 9 april)
  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • Cijfers worden vergeleken t.o.v. een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.
  • Een indexcijfer geeft aan hoeveel procent een getal verschilt van een ander getal. 
Indexcijfer:
laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).

Slide 3 - Tekstslide

Een beter beeld met indexcijfers
-Basisjaar
-Indexcijfers berekenen
-Consumentenprijsindex (CPI)

Slide 4 - Tekstslide

Formule indexcijfer (blz. 15)

Slide 5 - Tekstslide

Consumentenprijsindex 
Dit is een indexcijfer dat de ontwikkelingen van de consumentenprijzen weergeeft. 

De prijzen worden in verschillende artikelgroepen ingedeeld 

Slide 6 - Tekstslide

consumentenprijsindex

Slide 7 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Indexcijfer 2016 = 2,78 : 2,75 x 100 = 101

Slide 8 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Indexcijfer 2015 = 2,51 : 2,75 x 100 = 91

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een indexcijfer?
A
Een gewogen gemiddelde met een wegingsfactor
B
Een getal die een exponentiële groei laat zien
C
Een getal dat een procentuele verandering laat zien
D
Cijfer zonder decimalen

Slide 10 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 11 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2016?
Jaar
2013
2014
2015
2016
Prijs
€ 2,64
€ 2,75
€ 2,51
€ 2,78
Indexcijfer
100
A
98,9
B
101,1
C
98
D
101

Slide 12 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 13 - Quizvraag

3.2 prijzen, hoeveelheden en omzet
De omzet van een bedrijf wordt bepaald door twee grootheden:
  • De hoeveelheid verkochte goederen (afzet)
  • De verkoopprijs


Slide 14 - Tekstslide

3.2 prijzen, hoeveelheden en omzet
Als de prijs en de omzet gegeven zijn, kun je de afzet berekenen door de formule van q af te leiden. Die luidt dan: 

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten maken
Wat: lees eerst de instructie op blz. 18 aandachtig door.
Maak vervolgens opdracht 3.9 t/m 3.12 op bladzijde 18.
Tijd: jullie krijgen hier 15 minuten voor. 
Hulp: eerst lezen en rustig overleggen dan vraag je het aan de docent. 
Klaar?: Lees blz 19
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

--> Koppel de indexcijfers aan de juiste grootheid. 
--> Basisjaar 2007
180 miljard (2007)
221,4 miljard (2008)
171 miljard (2006)
212,4
100
123
95
118

Slide 17 - Sleepvraag

indexcijfer omzet= 118, indexcijfer prijs= 105. Met hoeveel procent is de afzet toe- of afgenomen? (1 decimaal)
A
12.390%
B
123,9%
C
112,4%
D
12,4%

Slide 18 - Quizvraag

Waar weet je al van het begrip koopkracht?

Slide 19 - Woordweb

RIC= NIC/ PIC
reeel indexcijfer (je koopkracht)=
nominale indexcijfer/ prijsindexcijfer

ook wel;
wat krijg je er bij (salaris, uitkeringen, rente, etc)
gedeeld door met hoeveel de prijzen gemiddeld zijn gestegen (berekend in het ConsumentenPrijsIndex, CPI)

Slide 20 - Tekstslide

Maken opgave 3.13 t/m 3.17+ 3.24
timer
30:00

Slide 21 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
maken vraag 4.2, 4.4 en 4.7

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video