Beta
In deze les zitten 75 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Doe oortjes in
en bekijk de volgende filmpjes!
In de volgende slides staan woorden.
Schrijf van ieder woord de vergelijkende trap op:
stellende trap - vergrotende trap - overtreffende trap
1. Jij vindt hem beter dan mij.
2. Jij vindt hem beter dan ik.
Beide zinnen zijn goed.
Leg in de volgende slide uit wat het verschil is in betekenis tussen beide zinnen.
1. Ik vind dat Kees Chantal meer aandacht geeft dan ik.
2. Ik vind dat Kees Chantal meer aandacht geeft dan mij.
In de volgende slides staan zinnen.
Noteer de vergrotende of overtreffende trap van
het bijvoeglijk naamwoord.