Rekentaal 2
1 / 36
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe heet dit?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Bedenk zelf een plussom en reken hem uit.
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Bedenk zelf een minsom en reken hem uit.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Ik heb 36 taartjes. Jij hebt er 12. Hoeveel is dat samen?
Slide 9 - Open vraag
Jij hebt 84 taartjes. Ik heb er 14. Wat is het verschil?
Slide 10 - Open vraag
Mevrouw Boom heeft 6 boeken. Mevrouw Vogel heeft er 22. Hoeveel boeken zijn dat bij elkaar?
Slide 11 - Open vraag
Mevrouw Judith heeft 90 spelletjes. Mevrouw Barbie heeft er 25. Hoeveel zijn dat er minder?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Bedenk zelf een keersom en reken hem uit.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Bedenk zelf een deelsom en reken hem uit.
Slide 16 - Open vraag
568+12=
A
580
B
556
C
590
D
578
Slide 17 - Quizvraag
316-12=
A
300
B
328
C
314
D
304
Slide 18 - Quizvraag
45x2=
A
7
B
3
C
90
D
25
Slide 19 - Quizvraag
52:2=
A
12
B
26
C
8
D
20
Slide 20 - Quizvraag
van groot naar klein
264
4813
8316
4248
Slide 21 - Sleepvraag
van klein naar groot
2.265
622
8.852
6.512
Slide 22 - Sleepvraag
Slide 23 - Tekstslide
15<28
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
200>100
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
560>5600
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
6782=6872
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
5278=5278
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
3 is meer dan 10
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
3 is gelijk aan 10
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quizvraag
8 is meer dan 5
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quizvraag
81 is groter dan 50
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
81 is minder dan 50
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quizvraag
9 is minder dan 2
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quizvraag
8 is kleiner dan 9
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quizvraag
43 is kleiner dan 41
A
Waar
B
Niet waar
