Inflatie S307-08

Inflatie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieISK

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Inflatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen
Je weet wat inflatie is.
 kennis van de oorzaken van inflatie.
kennis van de gevolgen van inflatie.

Slide 2 - Tekstslide

Het is de bedoeling dat je na deze les weet:
wat inflatie is, 
wat de oorzaken zijn,
wat de gevolgen zijn,
wat de actuele inflatie in Nederland is
Inflatie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie
Vraag: Wat is inflatie en hoe merken jullie dit in jullie dagelijkse leven?
2 minuten zelf over nadenken
2 minuten samen overleggen
antwoorden 1 iemand geven per groepje



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie
Inflatie treedt op als er sprake is van een algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
2-tallen
-Inflatiecijfers van land X opzoeken 
-hoe komt dit/wat is de oorzaak?

(Turkije, Argentinië of Japan) 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken inflatie
  • Loonverhoging werknemers, producten/diensten worden duurder
  • Hogere grondstofprijzen zoals olie en graan , alles wordt duurder
  • Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten
  • Minder aanbod van producten
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid

Slide 10 - Tekstslide

Wat dit precies inhoudt zal in de volgende sheets uitgelegd worden.
 Gevolgen van inflatie
  • Bevolking spaart minder
  • Banken hebben steeds minder geld om mee te werken.
  • Veel bedrijven kunnen geen leningen meer krijgen -> daling productie -> hogere werkloosheid
  • Koopkracht consumenten daalt!



Slide 11 - Tekstslide

Reële activa:
Zijn tastbare goederen die een eigen intrinsieke waarde hebben zoals zilver en goud.
Kijkvraag: wat betekent inflatie?
A
Geld wordt minder waard
B
Alle producten worden duurder
C
Producten worden gemiddeld duurder
D
Producten worden gemiddeld goedkoper

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij inflatie dan:
A
moet je nu iets kopen, morgen is het duurder
B
kun je beter morgen iets kopen, dat is goedkoper
C
moet je helemaal niets kopen, maar juist sparen
D
geen idee, ik doe maar wat

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies